Avonturen met de dokter

De visite zit erop. We zijn ruim bijtijds klaar. Ik besluit nog even naar het archief te lopen om een en ander op te bergen. Ondanks het digitale tijdperk blijven er namelijk – helaas – toch nog papieren komen.

Gang door, trappenhuis in. De deur zit op slot, maar zoals een goed dokter betaamd heb ik een loper. Ik laat de deur open staan en loop tussen de kasten met incontinentiemateriaal en andere voorraden door naar de medische archiefkast. Eenmaal open zie ik nog wat andere papieren, die – in een moment van minder tijd – bovenop de dossiers zijn gelegd. Ik besluit deze ook meteen op te ruimen. Al snel ben ik volledig geconcentreerd bezig met de dossiers en ligt mijn omgeving bezaaid met papieren.

Achter mij hoor ik in mijn onder bewustzijn het geluid van iemand die binnenkomt en iets komt brengen of halen. Ik ben te druk bezig om te groeten. De ander is ook te druk met het eigen werk.

Ik hoor een deur sluiten.

Wanneer alles opgeborgen is, sluit ik de kast, draai mij om en loop naar de deur. Deze is gesloten. Wanneer ik de klink wil omdraaien, valt mij op dat er geen klink is, maar een vaste, niet draaibare knop. Dat is niet erg, want ik heb immers die handige loper.

Geen sleutelgat aan deze kant!

Even een moment van verwarring. Hoe kom ik hier nu uit?

Bellen dan maar. Op het moment dat ik het bedenk, zie ik in een flashback hoe ik mijn mobiele telefoon zojuist aan de oplader heb gelegd op het bureau, omdat deze het dreigde te begeven. Even voelen in mijn zak bevestigt dit: geen telefoon bij!

Even diep ademhalen.

Wie weet er allemaal dat ik naar het archief ben? Teamleiders? Zorg? Helaas, ik ben van de afdeling gegaan zonder iets door te geven.

Moeten zij hier nog iets komen halen? Een blik op de printer, die ook in het archief staat (multifunctioneel is multifunctioneel), leert dat er nog geprinte deellijsten liggen. Deze moeten nog opgehaald worden. Wanneer?

Het is bijna lunchtijd.

Hoe lang gaat het duren voordat de dokter gemist wordt? Tot er iemand ziek wordt?

Ik besluit mijn omgeving te verkennen: incontinentiemateriaal, een zuurstoftank, een lege houder voor Cup-A-Soup zakjes, printpapier, een grote deur met ‘Pas Op Hoogspanning’. Daar blijven we maar af.

Een raam! Draaikiep, dus ideaal. Alleen is de hoogte toch te ambitieus. Vooral omdat het steil naar beneden gaat en ik geen enkel houvast zie. Naar beneden springen, in de Rhodondendrons, is ook niet aanlokkelijk.

Er beginnen zich enige vasovagale reacties van mijn meester te maken (het zweet breekt me uit). Terug naar de deur. Duwen en trekken. Het slot geeft niet mee. Een schouderduw (zoals in de films) levert alleen een pijnlijke schouder op en de deur intrappen blijkt ook niet haalbaar zonder door het hout zelf te gaan. Daarvoor lijkt het nog te vroeg. En ik weet ik niet of ik daarvoor verzekerd ben.

Terug naar het raam.

Een blik op de straat. Verderop zie ik een vrouw lopen.

Ik besluit uit het raam te gaan hangen en haar aan te roepen zodra ze binnen hoorafstand is. Enige verwildering, maar uiteindelijk kijkt ze omhoog en lukt het me haar duidelijk te maken dat ik opgesloten zit in deze kamer.

“Waar moet ik heen?” vraagt ze.

“Wilt u naar het restaurant lopen en vragen of ze naar het archief komen op de eerste verdieping.”

“En wat moet ik dan ook al weer zeggen?”

“Dat ik hier zit opgesloten.” En dan. “Dat de dokter hier zit opgesloten.” Misschien helpt het om wat gewicht in de schaal te leggen.

Ze knikt en gaat naar binnen.

Als ik haar de hoek om zie gaan, vraag ik mij af of ze weet dat er in huis ook een GGZ afdeling is (de 2e verdieping, niet de 1e!) en of ze niet stiekem denkt dat ik een bewoner ben!

De tijd tikt weg. Vijf minuten, tien minuten. Ik zit inmiddels zo’n 30 minuten in mijn benarde situatie.

Ik besluit nogmaals – gefrustreerd en hardhandig – aan de deur te rommelen, wie weet hoort iemand het.

En inderdaad!

“Rustig! We komen er aan!”

Ik stap terug en de deur wordt opengedaan door de hulptroepen. Iemand van het restaurant en de keukendienst van de afdeling.

“Het is echt! Ik dacht dat het een grap was!” roept de eerste uit.

“Sta ik als redder in nood nu toch mooi in een goed blaadje bij de dokter.” zegt de tweede lachend.

Na een kop koffie op de afdeling kan ik er ook weer om lachen. Degene met wie het allemaal begon, een medewerker van de technische dienst, komt later zijn excuses aanbieden. Hij had me totaal niet gezien en dacht dat hij zelf de deur open had laten staan en sloot deze daarom ook weer netjes af.

Wat ik geleerd heb van dit avontuur: ga nooit, maar dan ook nooit zonder je telefoon op stap!