Recept voor een mislukt coschap Ouderengeneeskunde

Gevonden in de oude Zorgboog Co-klapper:

Recept voor een mislukte stage verpleeghuisgeneeskunde met een dikke onvoldoende.

Door: Jan Lavrijsen, geschreven in 1993.

Dit recept is niet makkelijk, want er komt nogal wat bij kijken om de doelstelling van dit recept te halen. Voor wie toch plannen heeft in die richting bevat dit recept ongetwijfeld belangrijke tips.

De basis van de ‘perfect-mislukte-stage’ is natuurlijk dat je jezelf vooral niet op de stage voorbereidt. Denk er niet aan, lees er niets over en kijk vooral het stageboek niet in. Beschouw de voorbereidingsmiddag op de universiteit meer als een uitje. Neem ook van tevoren vooral geen contact op met het verpleeghuis, want dat zou wel eens enthousiasme kunnen suggereren.

Het introductiegesprek op de eerste dag is de eerste mogelijkheid om aan de doelstelling van dit recept te werken. Denk aan het motto: ‘EEN GOED BEGIN IS HET HALVE WERK, DUS EEN SLECHT BEGIN OOK’.

Kom op je eerste dag vooral te laat. Dit is niet zo moeilijk, want je slaapt gewoon langer uit. Zeg dat het aan de slechte verbinding naar Bakel ligt en kanker desnoods op het openbaar vervoer. Straal tijdens het introductiegesprek met je stagebegeleider vooral negativisme uit. Dit moet voor velen niet zo moeilijk zijn: laat snel het negatieve beeld wat je van het verpleeghuis hebt, merken aan je stagebegeleider.

Als je gevraagd wordt hoe je negatieve beeld tot stand is gekomen, kun je het beste antwoorden vanuit hypotheses en vooroordelen. Laat vooral merken dat je eigenlijk helemaal niet weet wat er in een verpleeghuis gebeurt en dat je dit ook niet interesseert.

Kom vooral niet met doelstellingen aan. Als ernaar gevraagd wordt, doe dan net alsof je water ziet branden. Als de stagebegeleider het onderwijsaanbod van de S.V.G.H. met je doorneemt, moet je vooral geen voorkeur laten merken voor één of ander onderdeel van de verpleeghuisgeneeskunde. Doe alsof het je allemaal koud laat wat er gebeurt en bedenk dat de stage toch maar 3 weken duurt.

Met deze aanpak bestaat de mogelijkheid dat de stagebegeleider al tijdens het introductiegesprek en nog vóór de rondleiding besluit om niet verder met je te gaan. Dat betekent dan de kortste stage in je studie en de doelstelling van het recept is dan al na 1 uur bereikt. Proficiat!

Ook bestaat de mogelijkheid dat de begeleider je nog een kans geeft of al snel een andere collega inschakelt om de begeleiding over te nemen. Dat betekent dat je nog even moet doorgaan met dit recept.

Wie aldus het introductiegesprek door komt kan de volgende kans pakken in de rondleiding. Toon daarin geen belangstelling voor mensen die je tegenkomt. Als er opmerkingen over gemaakt worden, zeg dan dat je iedereen na 3 weken toch weer vergeet. Toon ook geen belangstelling voor de infrastructuur van het verpleeghuis, maar stel vooral vragen over het infuusbeleid en de mogelijkheden van chirurgie.

Maak vooral geen contact met bewoners, zeker niet vanuit eigen initiatief. Als je toch de neiging voelt, bedenk dan dat ze moeilijk te benaderen zijn en soms toch niets terug kunnen zeggen. Bedenk ook dat ze het vast vervelend vinden om tegen een vreemde te praten. Stel jezelf dus ook nooit voor. De pogingen van anderen om met jou kennis te maken, kun je in de kiem smoren door op de gangen het bekende snelle ‘ziekenhuisloopje’ aan te houden.

Behalve interesse en contact is ook diepgang een woord wat je in het kader van dit recept tijdens de stage moet zien te vermijden. Verdiep je dus niet in problemen of bewoners. Beter is het om de medisch-technische ziekenhuiskennis nog wat te profileren binnen het verpleeghuis. Torpedeer elke poging van je begeleider om bewoners te laten volgen durende de stage. Dit kan je immers verleiden tot de taboes: contact en diepgang. Richt je liever op een medisch-technisch detail van hun ziekte, waar je erg veel van eet. Een goede tip is tonen dat je veel weet van zeldzame aandoeningen, of het opdreunen van zo lang mogelijke differentiaal-diagnoses. Blijf daarbij binnen het kader van de ziekte. Laat je binnen het verpleeghuis vooral niet verleiden om af te dwalen naar het nivo van stoornissen, beperkingen en of handicaps. Zie het als een medisch taboe om je te verdiepen in de gevolgen van ziekten of betekenis ervan voor patiënten. Bedenk dat het ook niet voor niets is dat daar tijdens de studie zo weinig aandacht aan is besteed.

Neem intussen nog steeds geen initiatief tot het formuleren van leerdoelen. Maak jezelf wijs dat jij zonder leerdoelen het beste kan leren en zeg vaak tegen jezelf: ‘ik zie wel wat ik tegenkom’. Irritaties hierover met je begeleider kun je het beste pareren met de vraag of die zelf ook leerdoelen heeft geformuleerd in vroegere stages.

Een andere uitstekende mogelijkheid om de stage de soep in te laten lopen is via het onderdeel: ‘opstellen van een multi-disciplinair behandelplan’. Vraag allereerst aan de begeleider of er in het verpleeghuis überhaupt wel iets te behandelen valt. Maak er daarna een mono-disciplinair behandelplan van waarin enkel puur somatische zaken aan de orde komen. Bedenk daarbij dat de medische problemen in het verpleeghuis voorop staan en dat het in bewonersbesprekingen belangrijk is om hier diepgaand op in te gaan. Dat dit ten koste gaat van de inbreng van anderen is een logisch gevolg hiervan, maar bedenk dat dit niet zo erg is daar andere disciplines een centrale rol van de arts verwachten. Om dit te benadrukken is het ook handig om een witte jas aan te doen.

Als je de stage op deze manier invult, zal de casusbespreking geen roet meer in het eten gooien daar die meestal een goede afspiegeling is van de diepgang in de stage. Voor wie er toch aan twijfelt nog enkele tips om ook daar de mist in te gaan: blijf oppervlakkig, kom met eigen stokpaardjes, vermeld vooral geen stoornissen of handicaps in de probleemlijst, verbloem de hiaten in je anamnese en lichamelijk onderzoek (confabuleren wordt dor de artsen toch niet opgemerkt) en laat vooral niet merken dat je iets niet weet (de opmerking ‘uit Amerikaans onderzoek blijkt dat…’ doet in deze vaak wonderen.

Op deze manier zullen ook bij je stagebegeleider de laatste twijfels wel weggenomen zijn. Bedenk dat hij/zij er toch best moeite mee zal hebben om je een onvoldoende te geven en dat hij zich goed zal voorbereiden op de eindevaluatie. Ben er ook trots op dat je geflopte stage onderwerp van gesprek en toetsing zal zijn in het artsenoverleg. Spring helemaal een gat in de lucht als de begeleider ook nog contact zoekt met de Universiteit om over dit probleem te overleggen.

Zie het eindgesprek tenslotte als een vreugdevolle afsluiting, waarin je het certificaat van een succesvol recept krijgt uitgereikt door je begeleider. Let op diens hulpeloze blik als het negatieve oordeel geveld wordt en check voor de zekerheid nog even na of hij/zij toch niet per ongeluk (of uit medelijden) voor één of ander onderdeel een voldoende heeft gegeven. Dat zou immers de glans van deze prestatie aanzienlijk verminderen.

Tien tegen één dat de begeleider je tot slot zal vragen naar mogelijke oorzaken van deze opmerkelijke prestatie. Probeer dan niet verrassend uit de hoek te komen met een gedegen zelfanalyse, maar haal enkel je schouders op en zeg: ‘ik weet het niet’. Kijk daarbij vooral niet teleurgesteld, maar eerder trots. Bedenk immers dat slechts weinigen erin zullen slagen dit moeilijke recept succesvol af te ronden.

Jan Lavrijsen, oud Zorgboog-collega, is inmiddels werkzaam als hoofd van VOSON, de vervolgopleiding tot specialist ouderengeneeskunde van UMC St. Radboud.