Na een drukke middag besluit ik – alvorens naar huis te rijden – nog even langs het toilet te gaan. Na een bewuste retentie van al enige uren begint mijn blaas nu toch echt te protesteren. Vlak voor het toilet kom ik mevrouw Pietersen tegen. Ze houdt me staande en begint een praatje. Ze wil iets heel graag kwijt, dat is wel duidelijk. Helaas kan ik haar niet volgen. Ze praat in haar eigen taal, druk gebarend en in een spraakwaterval.
Ondertussen begint mijn eigen nood zich toch wel aan te dienen.
“Mevrouw Pietersen,” onderbreek ik haar. “Ik moet heel dringend naar het toilet.”
Ze kijkt me vragend aan, vol onbegrip.
“Ik ga even weg, want ik moet naar het toilet.” Herhaal ik tegen beter weten in.
Plots lijkt er een nevel op te trekken. Ze glimlacht en pakt even mijn arm.
“Nee dank je. Ik ben al geweest.”