“Dokter, ik heb zo’n last van tranende ogen.” zegt de heer Jansen als ik op de afdeling kom voor mijn wekelijkse visite. “Kunt u er eens naar kijken?”
“U heeft een oogontsteking,” concludeer ik na een korte inspectie.
“Nee,” hij schudt zijn hoofd. “Het voelt alsof ik een signaal door krijg van Hierboven. Ik ben een huilend beeld.” Hij lijkt bloedserieus. “Wat denkt u, dokter?”
Ik ben even verrast – de heer Jansen was toch niet bekend met waanbelevingen? Mijn verrassing duurt niet lang. Ik besluit tot een tactische, belevingsgerichte zet.
“In dat geval,” peins ik. “zitten we met een dilemma. Ik kan een oogzalf voorschrijven, maar ik wil absoluut niet interfereren in uw relatie met een hogere macht.”
De heer Jansen denkt even na.
“Doe toch maar die oogzalf,” grijnst hij.
Zo, dan is dat ook weer duidelijk.