Communicatieproblemen

Onze voorvaderen waren, net als notabelen en personen van adel, in de 18e en 19e eeuw vaak het ‘slachtoffer’ van humoristische spotprenten. De Lewis Walpole Library, onderdeel van de universiteit van Yale, heeft een uitgebreide collectie spotprenten van de bekende 18e eeuwse cartoonist Horace Walpole en na een mailwisseling met de bibliothecaris heb ik hun toestemming om enkele prenten voor deze blog te gebruiken.

doktercartoon3
 Courtesy of The Lewis Walpole Library, Yale University.

Een 18e eeuwse spotprent over een Duitse dokter die in Engeland werkzaam is en blijkbaar moeilijk te verstaan, de tekst luidt:

“Well Norse, how was mine Patient by dish time?”

“Much better Sir, the Medicines had great effect. ”

“Ah Dat is goot – did you gif de Poppies – and de Bol Ammoniac as I told you?”

“ Oh! Yes Sir, the Puppies he has eat six this morning and I have boil’d  four more which he is taking now  – as for Old Almanack I could not get one in all  the Parish but I procured a very old copy of Robin Hood and boil’d  that down in Milk which has answer’d the purpose very well.”

 

De operatiekamer anno 1822

20130223-150213.jpg
De foto hierboven geeft een kijkje in een van de weinige historische operatiekamers of operatietheaters die intact is gebleven. Dit operatietheater bevindt zich op de zolder van een oude kerk in Londen en werd circa 1822 gebruikt door chirurgen en studenten van St. Thomas’s Hospital. Het is nu een museum.

20130223-153615.jpg
In die tijd bestond een groot deel van de operaties uit amputaties. Een bekwaam chirurg kon in een minuut een been amputeren. Let wel: zonder anesthesie! De patiënt annex ongelukkige was hooguit ‘gesedeerd’ met een flinke dosis alcohol (brandewijn of whisky) of laudanum (een opiaat) en raakte vaak tijdens de procedure buiten bewustzijn. Een zegen, want amputatie zonder verdoving is naar onze begrippen een heuse marteling.
Het begrip bacteriën kende men toen nog niet. Als je geluk had – en je dokter had enige ervaring in wondbehandeling – werd de wond ‘geblust’ met alcohol alvorens te deze te hechten. Vervolgens was het hopen dat er geen infectie optrad, in die tijd zonder antibiotica vaak dodelijk.

20130223-150838.jpg
Er keken vaak tientallen studenten toe tijdens de procedure. Niet alleen artsen in spe, maar ook apothekers (in opleiding) en zelfs geïnteresseerde leken (tegen betaling). Er staat beschreven dat vrouwen met een blinddoek de operatiekamer in werden gebracht, zodat ze het vaak massaal aanwezige publiek niet zouden zien en zich niet zouden bedenken. Carré is er niets bij!

20130223-153422.jpg
Het bakje met zand onder de tafel – duidelijk zichtbaar – is bedoeld om het bloed op te vangen.

We mopperen wel vaak over de zorg in Nederland, maar het is soms goed om even stil te staan bij hoe het onze voorouders verging!

Portret: Aloysius Alzheimer

Alzheimer

Aloysius – Alois – Alzheimer

14 juni 1864 – 19 december 1915

Hij heeft waarschijnlijk nooit kunnen vermoeden dat de ziekte die door hem voor het eerst beschreven is, later zijn naam zal dragen en hij daarmee zonder twijfel de bekendste medicus uit de geschiedenis zal worden.

In de periode 1901 wordt op de afdeling van Alzheimer, een psychiater, een vrouw van 51 jaar opgenomen, Auguste Deter. Zij heeft gedragsproblemen en geheugenverlies. Auguste Deter sterft in 1906 en Alzheimer onderzoekt haar brein post-mortem en publiceert de gegevens als een case-report, de allereerste beschrijving van het ziektebeeld dat later de Ziekte van Alzheimer genoemd wordt.

alzheimer en medewerkers

Alzheimer en medewerkers van zijn kliniek, anno 1910.

**********

Lees ook de andere portretten in deze reeks:

 Sergej Korsakov | George Huntington

Over grafrovers, wilsbeschikkingen en (gepassioneerde) dokters

Een skelet (of deel ervan) in het kantoor van de dokter, wie kent het niet? Tegenwoordig zijn we gezegend met plastic modellen. Onze illustere voorgangers daarentegen gingen voor het echte werk. In de 18e en begin 19e eeuw floreerde een levendige handel in lijken. Dit gebeurde legaal met lichamen van ter dood veroordeelden, maar – naarmate deze minder beschikbaar kwamen doordat de doodstraf minder vaak werd uitgevoerd – ook illegaal met lichamen van gewone burgers, die na de begrafenis (vaak midden in de nacht) werden opgegraven door grafrovers (bodysnatchers/resurrectionists) en door verkocht aan chirurgen, ter studie en oefening.

Het vervoeren van een lijk was in die tijd niet strafbaar, stelen daarentegen wel. Alle opgegraven lijken werden dus direct ontkleed. Het roven van lichamen kwam zo vaak voor dat vrienden en familieleden een graf de eerste dagen bewaakten of wachtposten werden ingehuurd om deze taak te verrichten, tot het lichaam niet meer bruikbaar zou zijn. Wachtposten werden – net als grafdelvers en begrafenisondernemers – echter ook weer vaak omgekocht. Grafrovers Burke en Hare gingen in Engeland nog een stapje verder en besloten zelf het aanbod lichamen te verhogen door nietsvermoedende mensen eigenhandig te doden en de kakelverse lichamen dan door te verkopen aan geinteresseerde medici. Nadat deze criminele praktijken in 1824 aan het licht kwamen, leidde dit niet alleen tot een golf van ontzetting, maar ook tot de Anatomy Act in 1832, die paal en perk stelde aan het gebruik van lichamen voor de wetenschap en daarmee een eind maakte aan grafroverij. Ook in Nederland speelde grafrovers een rol, zij bemachtigden hun lichamen vaak door medewerkers van armenhuizen om te kopen en zo diens medewerking te krijgen om de begrafeniswet te omzeilen.

John HunterGrafroverij kon natuurlijk alleen een lucratieve business worden dankzij de ontvangende partij: chirurgen en (patholoog)-anatomen. Zij betaalden vaak grof geld voor een goed lichaam, waarbij kinderen en zwangere vrouwen, meer opbrachten dan een man. Er zijn ook verhalen bekend van chirurgen die vooraf bestellingen deden bij hun vertrouwde grafrovers als ze verwachtten dat iemand met een interessant ziektebeeld zou komen te overlijden. Een bekende en alom gewaardeerde chirurg met een – bewaard gebleven – uitgebreide collectie van organen en lichaamsdelen (van dier en mens) is de Engelsman John Hunter (1728-1793), die onder meer ook beroemd is geworden omdat hij zichzelf infecteerde met syfilis om het natuurlijk beloop te vervolgen. Denk hierbij aan pus opgezogen uit een syfiliszweer, een naald, een typisch mannelijk lichaamsdeel en……… een dergelijke passie voor het vak is binnen het huidige corps medici (mezelf incluis) toch ver te zoeken!

In het museum gewijd aan Hunter staat het skelet van Charles Byrne, een man van ruim 2 meter (naar wat nu is vastgesteld als gevolg van acromegalie door een overproductie van somatotropine). Het verhaal gaat dat Hunter voor 500 pond de begrafenisondernemer heeft omgekocht om het lichaam van Byrne na diens dood – en tegen diens uitdrukkelijke wil! – te bemachtigen.

Charles Byrne in zijn glazen graf in het museum
Voor wie hier meer over wil lezen: auteur Tessa Harris heeft dit verhaal verwerkt in haar boek The Dead Shall Not Rest, deel 2 in haar fictieve serie over 18e eeuwse chirurg annex patholoog-anatoom Thomas Silkstone.

In 2011 gingen er stemmen op om het skelet van Byrne uit het museum te verwijderen en zijn wens eindelijk te respecteren. De discussie hierover is op dit moment nog niet ten einde.

De vastgelegde – en niet gerespecteerde – wens van Charles Byrne doet ergens denken aan de huidige worstelingen die patiënten en medici hebben met wilsbeschikkingen. Gelukkig speelt geld hierin geen rol meer, hebben dokters gezamenlijk een (zich steeds ontwikkelende) moral code vastgesteld en zijn grafrovers inmiddels verleden tijd!