In deze laatste fase van het proces van dementering zijn de mensen zo weinig meer in staat om zich te uiten, dat er geen wisselwerking meer kan zijn in het contact. De dementerende ligt in bed of in een kuipstoel en beweegt zich niet meer. Hij ligt met gesloten of open ogen. De ogen drukken weinig meer uit. Hij neemt vaak de foetushouding aan, een houding waarmee hij zich reflexmatig beschermt tegen de buitenwereld. Soms zijn er kleine bewegingen of gekreun. Met de verdere verslechtering van de verbindingen tussen de hersencellen zullen ook de emoties en gevoelens geen grote rol meer spelen in de belevingswereld van de dementerende. Hij ervaart de wereld zintuiglijk, zonder dat gedachten of emoties daar nog een betekenis aan geven. Hij ervaart de wereld als koud, warm, lawaaierig, stil, rustig, vol licht, prettig of onprettig ruikend en dergelijke. Deze zintuiglijke ervaringen roepen weliswaar geen gedachten meer op, maar kunnen wel leiden tot spanning of ontspanning.
Benadering in de fase van het verzonken-ik
In de zorg voor dementerenden in de fase van het verzonken ik is het belangrijkste doel om hen zoveel mogelijk prettige gewaarwordingen te bezorgen en onprettige prikkels te vermijden.
In de zorg wordt dan vaak gesproken over “snoezelen”. Het lijkt op het vertroetelen en verzorgen van een baby: zorgen voor lekker eten en drinken, zorgen voor warmte, lichamelijk contact, knuffelen en lichamelijke verzorging.