Aaien Als Therapie (AAT)

De meerwaarde van dieren in het verpleeghuis (Animal Assisted Therapy).

Aaien als Therapie

Intermezzo: waarom dit artikel?

Binnen de Zorgboog kennen we het fenomeen de ‘Hondenclub’ en zien we wekelijks het positieve effect dat honden hebben op onze bewoners. Ook in andere verpleeghuizen wordt meer en meer met dieren gewerkt.

Tijdens mijn opleiding tot specialist ouderengeneeskunde ben ik in het kader van mijn scriptie in de wetenschappelijke achtergrond van dieren in de zorg gedoken en onderstaande artikel is hiervan het resultaat.

Werk je zelf met dieren in de zorg? Laat dan een reactie achter onder dit artikel. Wij horen graag van je!

Om je een beeld te geven van wat dieren in de zorg kunnen betekenen, eerst een video van de Delta Society, de Amerikaanse organisatie die als pionier en grondlegger van het werken met dieren in de zorg kan worden gezien.

Aaien als Therapie – de meerwaarde van Dieren in het verpeeghuis.

Door: Lonneke Schuurmans

Originele artikel verschenen in TVV 34 (vol 2), 2009.

PDF versie: Aaien Als Therapie

Samenvatting

Animal-assisted therapy (AAT) wordt steeds meer toegepast binnen de zorg en past binnen de visie van ‘kleinschalig wonen’. In deze literatuurstudie is via Pubmed het beschikbare bewijs voor AAT in het verpleeghuis in kaart gebracht. De resulterende acht onderzoeken laten een positief effect van AAT zien op de uitkomstmaten sociale interactie, eenzaamheid, stemming en kwaliteit van leven bij verpleeghuisbewoners in het algemeen en op sociale interactie, probleemgedrag en voedingsinname specifiek bij dementerenden.
AAT is, bij inachtneming van hygiënische en veiligheidsmaatregelen, een waardevolle aanvulling op andere complementaire therapieën en kan bijdragen aan het verbeteren van welzijn voor verpleeghuisbewoners in het algemeen en dementiepatiënten in het bijzonder.

Inleiding

‘A small pet animal is often an excellent companion for the sick, for long chronic cases especially. A pet bird in a cage is sometimes the only pleasure of an invalid confined for years to the same room. If he can feed and clean the animal himself, he ought always to be encouraged to do so.’1

Florence Nightingale, 1860.

Honderdvijftig jaar na de observatie van Florence Nightingale worden dieren meer en meer ingezet in de zorg, zowel als een vorm van dagbesteding (animal-assisted activities) als met therapeutische doeleinden (animal-assisted therapy).2 Wat ooit is begonnen met sporadische anekdotes en case reports, wordt aangevuld met empirische studies voor een meer wetenschappelijke onderbouwing. Hand in hand hiermee is er ook sprake van een imago verbetering: van groot knuffelgehalte naar een volwaardige therapie.
Belangrijk in dit proces is de grootschalige studie naar overleving bij een hartinfarct die aantoont dat huisdierbezitters een kleinere kans hebben om te overlijden in het eerste jaar.3 Eerder was al aangetoond dat het aaien van een hond bloeddrukverlagend werkt.4 Dit effect is gerelateerd aan een verandering in hormoonspiegels.5
Naast fysiologische effecten worden er in de literatuur ook positieve psychologische effecten gemeld. Zo is contact met dieren bij patiënten met een chronisch psychiatrisch ziektebeeld geassocieerd met een verbeterd zelfbeeld en verhoogde draagkracht.6 Meer gericht op ouderen blijkt dat een sterke band met een huisdier geassocieerd is met het minder voorkomen van depressie.7 Deze associatie is met name sterk in de hoogrisico groep van ouderen die recent hun partner hebben verloren.
Een andere studie laat zien dat ouderen met huisdier minder snel achteruitgaan in ADL functie, waarbij het niet uitmaakt of het huisdier in kwestie een hond of een kat is.8 Gedacht wordt dat het hebben van een huisdier en de bijbehorende verantwoordelijkheid voor verzorging dient als stimulans om functies te onderhouden.

Er is steeds meer aandacht voor de meerwaarde van dieren in zorginstellingen. In lijn met de huidige filosofie van kleinschalig wonen lijkt de introductie van dieren in het verpleeghuis een logische stap. Implementatie van nieuwe therapieën verloopt in zorginstellingen echter vaak moeizaam en wordt beperkt door financiële en personele problemen. Managers laten zich vaak moeilijk overtuigen van de meerwaarde van een nieuwe therapie en zien vaak allerlei bezwaren. Als het gaat om de introductie van dieren in het verpleeghuis zijn dit onder meer bezwaren omtrent veiligheid, hygiëne en allergie. Een solide empirische onderbouwing is dan van belang om vast te stellen of er een plek is voor AAT in het verpleeghuis .
Deze literatuurstudie geeft een overzicht van de huidige beschikbare evidence voor AAT aan de hand van de volgende vraagstelling: Wat is het effect van animal assisted therapy op verpleeghuisbewoners in het algemeen en dementiepatiënten in het verpleeghuis in het bijzonder? De subvragen zijn: Welke uitkomstmaten zijn gebruikt? Wat is de empirische bewijskracht van de onderzoeken?

Methode

Voor het beantwoorden van bovenstaande vragen wordt gebruik gemaakt van Pubmed (zie kader 1). De populatie dementerenden is bewust toegevoegd, omdat deze vanuit welzijnsoogpunt als geschikte doelgroep voor AAT wordt gezien en vaak specifieke aandacht behoeft vanwege gedragsproblemen.

Kader 1: een overzicht van de gehanteerde zoekstrategie in Pubmed, die is gebruikt om de beschikbare studies naar het effect van animal assisted therapy in het verpleeghuis te vinden.

Zoekfilter I*: definiëring bewoners zorginstellingen en patiënten met dementie

(((nursing home*[Title/Abstract] OR (old peopl* home* [tiab])) OR (care [tiab] AND (residen* [tiab] OR dement* [tiab] OR long [tiab] OR home* [tiab]))) OR nursing homes [mesh] OR homes for the aged [mesh]) OR ((cognitiv*[tiab] AND (impair*[tiab] OR deterior*[tiab])) OR dement* [tiab] OR dementia [mesh] OR Alzheimer* [tiab])

Zoekfilter II: definiëring animal-assisted therapy

domestic animals [mesh] OR pets [tiab] OR ((animal assisted [tiab]) AND (therap* [tiab] OR activit* [tiab])

Resultaat combinering zoekfilter I en II via Boolean operator ‘AND’: n = 54 (datum 20/08/08)

Inclusiecriteria:
– Taal:
Nederlands, Engels of Duits
– Studie-type:
prospectieve empirische studie naar het effect van AAT
Doelgroep: verpleeghuisbewoners, patiënten met dementie
– Setting:
woonzorgcentra met 24/7 verblijf
Type interventie: alleen studies met levende dieren, geen pluche of robotdieren
– Beschikbaarheid:
full-text beschikbaar

Resultaat na beoordeling van titel en samenvatting aan de hand van inclusie criteria: n = 7

Extra artikelen na beoordeling referenties: n =  4

Totaal aantal artikelen: n = 11

Totaal aantal artikelen na full-text beoordeling: n = 8

*Afkortingen: tiab = zoeken in titel (title) en samenvatting (abstract), mesh: specifieke beschrijvende termen die door de redacteuren van Pubmed aan een artikel worden toegekend.

De 54 gevonden artikelen zijn handmatig op titel en samenvatting beoordeeld aan de hand van inclusiecriteria (zie tabel 1). Het grootste deel van de studies valt af vanwege een andere onderzoekspopulatie en een andere opzet (bijvoorbeeld AAT bij kinderen). Drie studies lijken relevant, maar zijn niet volledig te verkrijgen. Uiteindelijk blijven er zeven bruikbare artikelen over. De referenties van deze artikelen zijn gebruikt om additionele artikelen te vinden. Dit levert nog vier extra studies op. Alle elf studies zijn vervolgens full-text beoordeeld aan de hand van dezelfde inclusiecriteria: hierop vielen er alsnog drie studies af vanwege een niet passende doelgroep (ouderen thuis of in het ziekenhuis). De overgebleven acht studies zijn gebruikt om de onderzoeksvragen te beantwoorden volgens de principes van evidence-based medicine. Hierbij is gebruikt gemaakt van de checklist voor interventiestudies zoals opgesteld door The Cochrane Collaboration.9 Waar mogelijk werd de effectgrootte berekend (standardized mean difference).

Resultaten

De acht beschikbare studies variëren in onderzoeksvraag en opzet (zie tabel 1).  Drie studies onderzoeken het effect van AAT op dementie.13,15,16 Bij de overige studies betreft het somatische bewoners12,14,17 of wordt geen diagnose vermeld.10,11 De groepsgrootte varieert van 6 – 144 deelnemers. Bij drie onderzoeken wordt individuele AAT toegepast in sessies variërend van 5 tot 30 minuten12,14,17 , in twee studies is er sprake van AAT in groepsverband met een duur van respectievelijk 15 en 60 minuten.10, 16 De overige studies gebruiken een continue vorm van AAT via een inwonend huisdier.11,13, 15,17

Tabel 1: Overzicht van de belangrijkste eigenschappen, uitkomstmaten en resultaten van de acht studies naar het effect van animal assisted therapy in het verpleeghuis (in chronologische volgorde).

auteur, jaar N diagnose interventie

(duur)

uitkomst

(meetinstrument)

Resultaat
Fick,

199310

36 niet vermeld groepsactiviteit met en zonder hond

(4 sessies van 30 minuten, 15 minuten met hond, 15 minuten zonder hond)

sociale interactie (turven van aantal reacties) verbale interactie 2x verhoogd met hond
Crowley-Robinson,

199611

95 niet vermeld inwonende of bezoekende hond

controle: alleen bezoek onderzoeker

(2 jaar)

stemming (POMS) inwonende hond geeft verbetering op meer dimensies dan andere interventies
Kaiser, 200212 6 somatische diagnose, geen dementie bezoek hond

bezoek vrijwilliger

(3 weken, 1 individuele sessie van 5 minuten per week)

sociale interactie (turven van aantal reacties) behalve het gedrag ‘aaien’ (meer bij hond), is overige interactie gelijk
McCabe,

200213

22 dementie, speciale unit inwonende hond

(4 weken)

Probleemgedrag (NHBPS) probleemgedrag overdag significant verlaagd met hond
Banks,

200214

45 somatische diagnose, geen dementie 1x per week of 3x per week AAT

controlegroep (geen AAT)

(6 weken, individuele sessies van 30 minuten)

eenzaamheid (UCLA-LS) AAT geeft vermindering van eenzaamheid, frequentie maakt niet uit

(effectgrootte 0.206)

Edwards,

200215

62 dementie, speciale unit aanwezigheid van een aquarium in de eetkamer

(3 maanden)

voedingsintake (gram)

gewicht (lbs)

bijvoeding

voedingsintake (21,1%) en gewicht (+1,65 pond = 748 gram) nemen toe met aquarium, benodigde bijvoeding daalt
Richeson, 200316 15 dementie, speciale unit dagelijks AAT (hond)

(3 weken, groepssessies van een uur per dag)

agitatie (CMAI)

sociale

interactie (AAT flow sheet)

medicatie

agitatie neemt af (SMD = -1,21) en sociale interactie toe (SMD = 0,69) met AAT, effect verdwijnt bij stoppen interventie

geen verschil in medicatie

Colombo,

200617

144 geen dementie of ernstige somatiek kanarie

plant

controlegroep

(3 maanden)

kwaliteit van leven (LEIPAD-SV)

psychische klachten (BSI)

verbetering van kwaliteit van leven en vermindering van psychische klachten in groep met kanarie
Afkortingen: N = aantal deelnemers, BSI = Brief Symptom Inventory, CMAI = Cohen-Mansfield Agitation Inventory, LEIPAD-SV = LEIPAD Kwaliteit van Leven Schaal II-Short Version, NHBPS = Nursing Home Behavior Problem Scale, POMS = Profile Of Mood States, SMD = standardized mean difference, maat om effectgrootte weer te geven via gestandaardiseerde verschilscores. UCLA-LS = University of California at Los Angeles Loneliness Scale.

Uitkomstmaten
De acht beoordeelde studies onderzoeken in totaal zes verschillende uitkomstmaten.
Sociale interactie wordt in drie studies onderzocht en alle drie vinden een verhoogde interactie bij toepassing van AAT.10,12,16 In één onderzoek is de sociale interactie ook verhoogd bij bezoek van een vrijwilliger en vergelijkbaar wanneer het gedrag ‘aaien’ buiten beschouwing wordt gelaten.12
Eenzaamheid wordt in één studie onderzocht en verbetert bij bezoeken van een hond.14 De frequentie van AAT (1x per week of 3x per week) maakt niet uit.14
Eén studie toont aan dat een inwonende hond leidt tot een verbeterde stemming bij de bewoners.11
Probleemgedrag (met name agitatie) wordt in twee studies specifiek bij dementerenden onderzocht. Een inwonende hond geeft verbetering van probleemgedrag tijdens de dag, maar niet in de avond.13 Dagelijks AAT bij dementerenden blijkt ook vermindering van agitatie te geven.16 Het effect is niet blijvend: wanneer de AAT interventie stopt, keert de mate van agitatie in de weken daarna terug naar het oude niveau.
Kwaliteit van leven wordt door één studie als uitkomstmaat genomen, hoewel te beargumenteren is dat ook de andere uitkomstmaten bijdragen aan een betere kwaliteit van leven. Colombo toont aan dat het houden van een kanarie leidt tot een verbetering van kwaliteit van leven en een vermindering van psychische klachten.17
Interessant is het onderzoek van Edwards naar het effect van AAT op voedingsintake.15 Een aquarium in de eetkamer vergroot de voedselinname en daarmee het gewicht van bewoners. Tegelijk neemt de benodigde hoeveelheid bijvoeding af en daarmee de kosten.

Methodologische beoordeling
Het merendeel van de beoordeelde studies betreft een zogenaamde cross-over studie, waarbij de deelnemer fungeert als zijn eigen controle (zie tabel 2).10,12,13,15,16 Eén studie is puur observationeel en vergelijkt drie zorginstellingen.11 De overige twee studies zijn randomised controlled trials waarbij de interventie is afgezet tegen een controlegroep, die niet heeft blootgestaan aan de interventie.14,17 Blindering komt in veel gevallen niet goed uit de verf, waarbij met name blindering van effectbeoordelaar (degene die de meetinstrumenten invult) in dit geval van belang is. Alleen Colombo gebruikt effectbeoordelaars (psychologen) die niet op de hoogte zijn van de toegepaste interventie per bewoner.17 Fick heeft als enige zorg gedragen voor blindering van de bewoners en de betrokken activiteitenbegeleider, door hen te vertellen dat de bezoekende hond in kwestie getraind moet worden om zorginstellingen te bezoeken en daarom bij de groepsactiviteit aanwezig is.10 Eén studie geeft geen statistische onderbouwing van de resultaten.12

Tabel 2: overzicht van de studieopzet en methodologische plus- en minpunten van de acht studies naar het effect van Animal Assisted Therapy in verpleeghuizen,  beoordeeld via de Cochrane criteria.9

Auteur, jaar Studie-opzet Pluspunten Minpunten
Fick,

199310

cross-over studie deelnemer is eigen controle
blindering van activiteiten-begeleider en deelnemers t.a.v. reden bezoek hond
aantal uitvallers niet vermeld
Crowley-Robinson,

199611

observationele studie langdurige follow-up (2 jaar)
groot aantal deelnemers
geen inzicht in toewijzing interventie
geen informatie over blindering
Kaiser, 200212 cross-over studie deelnemer is eigen controle geen informatie over blindering
geen statistische onderbouwing
McCabe,

200213

cross-over studie deelnemer is eigen controle effectbeoordelaar niet geblindeerd
Banks,

200214

randomised controlled trial randomisatie met controlegroep geen informatie over blindering
Edwards,

200215

cross-over studie deelnemer is eigen controle geen informatie over blindering
Richeson, 200316 cross-over studie deelnemer is eigen controle effectbeoordelaar niet geblindeerd
Colombo,

200617

randomised controlled trial randomisatie met controlegroep
blindering van effectbeoordelaars

Beschouwing

Empirische bewijskracht
Bij het beantwoorden van de vraagstelling over het effect van AAT is het belangrijk rekening te houden met de empirische bewijskracht. Het bij deze studies veel gebruikte cross-over protocol heeft als voordeel dat er een kleiner aantal deelnemers nodig is om een effect te kunnen meten. Het nadeel is echter dat bij deze interventie niet duidelijk is hoe lang het effect aanhoudt en daarmee hoe lang de ‘wash-out’ periode moet zijn tussen de interventies. Er is dus een risico op een carry-over effect, waarvoor in de analyses in geen enkele studie wordt gecorrigeerd. Edwards15 kiest een wash-out periode van 2 weken en Kaiser12 gebruikt een interval van 1 week. Wat te prefereren is, is met de huidige kennis omtrent AAT niet te beoordelen.

Een moeilijk punt bij nagenoeg alle studies is blindering. De bewoner kan niet worden geblindeerd voor de komst van een hond. Wel blijkt het mogelijk het doel van het bezoek deels te verhullen.10 Bij de populatie demente bewoners lijkt een zekere mate van blindering voor wat betreft de inzet van AAT als therapeutisch middel overigens verzekerd, inherent aan verminderd besef en inzicht door hun ziektebeeld.
Een groter probleem is de blindering van de effectbeoordelaars: vaak zijn het verzorgenden die de meetinstrumenten invullen, terwijl zij zelf op de hoogte zijn van het onderzoek en welke bewoners er aan deelnemen. Dit kan hun observaties kleuren. Een elegantere oplossing is het gebruik van externe beoordelaars , die niet op de hoogte zijn van de interventie.17
Een laatste punt van oordeel betreft de statistische analyse, cruciaal in de beoordeling van de effectgrootte. Helaas is er één artikel die geen significantiecijfers geeft en de gevonden data ogenschijnlijk niet statistisch heeft getoetst.12 Dit maakt het onmogelijk om de resultaten op waarde te schatten. De overige studies geven wel een statistische onderbouwing, veelal verkregen via variantie analyse.

Ook deze literatuurstudie zelf kent enige beperkingen. Doordat drie artikelen niet volledig verkrijgbaar waren is het mogelijk dat belangrijke informatie is gemist. Ook het feit dat alleen in Pubmed is gezocht, kan betekenen dat artikelen in meer psychosociaal georiënteerde tijdschriften zijn vergeten. Desondanks lijkt het met de gevonden resultaten toch mogelijk om een antwoord te geven op de vooraf gestelde vragen.

Het effect van AAT in het verpleeghuis?
Uit de beoordeelde studies blijkt AAT in het verpleeghuis effect te hebben op een zestal uitkomstmaten. Zo leidt AAT tot een verhoging van de sociale interactie, een vermindering van eenzaamheid, een verbetering van stemming en een verbetering van kwaliteit van leven. Op een psychogeriatrische afdeling geeft AAT een verhoogde sociale interactie, een vermindering van probleemgedrag en een verbeterde voedingsinname. De toegepaste vorm van AAT, duur en frequentie verschilt per onderzoek. De volgende bevindingen vallen op:

  • De aanwezigheid van een dier werkt als een goede stimulus om de aandacht vast te houden en lokt daarnaast gesprekken uit over het dier en de eigen ervaringen met dieren.10,12,16 Bewoners blijven langer (en alerter) aan de eettafel zitten en eten meer, als zij een aquarium hebben om naar te kijken.15 Dat dit de kosten van de benodigde bijvoedingsproducten omlaag brengt, is een neveneffect wat mogelijk managers over de streep kan trekken.
  • De intensiteit van AAT maakt in veel gevallen niet uit: inwonend of bezoekend, 1x of 3x per week, een kanarie of aquarium: ook bij een relatief simpele vorm van AAT is er al een effect.11,14,15,17 AAT kan tevens individueel of in groepsverband worden toegepast. Zo verbetert eenzaamheid ook bij individueel bezoek van een hond.14 Het is dus niet zozeer de socialisatie binnen een groep van deelnemers die het effect bepaalt.
  • Kaiser12 gaat in op de hypothese dat het bezoek van een hond vooral meerwaarde heeft omdat er een menselijke bezoeker mee komt. Als de interactie ‘aaien’ buiten beschouwing wordt gelaten, komt de mate van interactie bij beide interventies inderdaad overeen. De vraag is echter of ‘aaien’ wel buiten beschouwing mag worden gelaten zonder afbreuk te doen aan een vorm van contact waarbij de hond nu eenmaal in het voordeel is.
  • Naast het effect op de bewoners blijkt AAT ook een positief effect te hebben op het verzorgend personeel : het verblijf of bezoek van dieren op de afdeling wordt als leuk ervaren en draagt bij aan een betere werksfeer.15,16

Het effect van AAT bij dementie?
Juist bij dementie wordt veel aandacht besteed aan complementaire therapie, met name om het optreden van probleemgedrag te verminderen, maar ook om dementerenden meer te stimuleren en dagbesteding te bieden. Juist AAT is hier bij uitstek voor geschikt. Een dier is in staat – in lijn met het ‘snoezelen’ – om meerdere zintuigen te prikkelen (o.a. visus, gehoor en gevoel). Bovendien wordt de dementerende niet voor de complexe taak gesteld om te begrijpen wat de ander bedoelt. Dieren spreken een universele taal die voor iedereen, ongeacht cognitie en intelligentie duidelijk is. Vijf studies kijken specifiek naar AAT bij dementiepatiënten in het verpleeghuis met positieve effecten op probleemgedrag, interactie en voedingsinname.13,15,16

Veiligheid en hygiëne
Bij het beoordelen van de meerwaarde van dieren in het verpleeghuis, moet worden stilgestaan bij veiligheid en hygiëne. Het gaat hierbij om zaken als letsel door bijten of krabben, mogelijke allergische reacties (bij bewoners en personeel) en het verspreiden van parasieten of ziektebeelden (zoönosen).

Bij een goede hygiëne (handen wassen, op tijd verschonen van de kattenbak of kooi) en regelmatige veterinaire controle van de dieren (inclusief vaccinatie en behandeling voor parasieten) blijkt het infectierisico zowel bij honden, katten als vogels zeer klein. Door alleen volwassen dieren te gebruiken en door geen zwangere dieren in te zetten wordt het risico op parasieten verder verminderd.18
Allergieën voor bepaalde dieren komt bij ongeveer 6% van de bevolking voor.18 Om allergische reacties te voorkomen is het belangrijk een goede anamnese af te nemen en de keuze voor een bepaald dier hierop aan te passen. Er moet ook gedacht worden aan mogelijke allergieën bij het personeel. Een alternatief in deze situaties is het gebruik van pluche- of robotdieren. Onderzoek onder dementerenden laat zien dat een pluche kat of robotkat beiden een positief effect geven op stemming, probleemgedrag en interactie.19,20 Een recente studie laat ook een positief effect van een robothond op de ervaren eenzaamheid van somatische bewoners zien.21
Er zijn geen gegevens over bijtaccidenten specifiek bij AAT. Bepaalde hondenrassen zijn bekend agressief: bij de keuze van een hond moet hier rekening mee gehouden worden. Ook het karakter van het dier speelt een rol. Verder moeten alle AAT dieren goed getraind en gesocialiseerd zijn. Het risico op bijtincidenten is dan minimaal.18
Geconcludeerd kan worden dat eventuele risico’s van AAT met normale hygiënische en veiligheidsmaatregelen tot een minimum zijn te beperken.

AAT: Ja of Nee?
Na beoordeling van het beschikbare bewijs en de veiligheidsrisico’s lijkt er wel degelijk een plek voor AAT binnen het verpleeghuis. Het is aan iedere organisatie afzonderlijk om te bepalen in welke vorm en met welke frequentie dit dan wordt toegepast. De mogelijkheden variëren van inwonend en intensief tot relatief simpel. Belangrijk is dat er voldoende draagvlak is binnen het huis en er goede afspraken zijn omtrent verantwoording. In Nederland zijn inmiddels al een aantal initiatieven opgestart die ondersteuning bieden bij het opzetten van AAT projecten in het verpleeghuis.22

AAT past prima binnen de huidige trend van kleinschalig wonen. Huisdieren zijn in de hedendaagse samenleving vaak een onderdeel van het gezin en kunnen dus worden toegepast om een meer huiselijke sfeer te creëren op een afdeling. Niet alle bewoners zullen interesse hebben in AAT. Bij het afnemen van een biografie is het dan ook zinvol om aandacht te schenken aan de persoonlijke geschiedenis van een bewoner met dieren en de behoefte aan contact met een dier. Des te beter is de individuele afstemming van het zorgleefplan.
Concluderend is AAT een waardevolle aanvulling op andere complementaire therapieën en kan het bijdragen aan het verbeteren van welzijn voor verpleeghuisbewoners in het algemeen en dementiepatiënten in het bijzonder. Bezwaren omtrent mogelijke gevaren, vaak door managers geuit, zijn bij inachtneming van normale hygiënische en veiligheidsmaatregelen niet terecht. Zelfs het budget, een ander managementstokpaardje, heeft weinig te lijden bij gebruik van relatief simpele vormen van AAT en kan in sommige gevallen zelfs positief worden beïnvloed.

Intermezzo: meer informatie?

In Nederland zijn intussen ook initiatieven ontstaan om het werkveld van ‘dieren in de zorg’ te professionaliseren. De belangrijkste hiervan is Stichting AAIZOO. Op hun website vind je veel meer informatie over het inzetten van dieren in zorg en welzijn. De auteur van dit artikel is lid van het platform van de Stichting als vertegenwoordiger van ‘de ontvangende partij’.

Ben je meer geïnteresseerd in de management aspecten van het inzetten van dieren in de zorg? Hogeschool Van Hall – Larenstein kent een speciale afstudeerrichting voor Dieren in de Zorg binnen hun opleiding Diermanagement. Klik hier voor meer informatie. Studenten van de opleiding kunnen ook ondersteunen bij het opzetten van een dierproject binnen je eigen stichting.

Werk je zelf met dieren in de zorg? Laat dan hieronder een reactie achter. Wij horen graag van je!

Referenties

  1. Nightingale F. Notes on Nursing: What It Is and What It Is Not. New York, D. Appleton and Company, 1860. P103, footnote. Online beschikbaar via Penn Library: http://digital.library.upenn.edu/women/nightingale/nursing/nursing.html#XII
  2. The Delta Society. Improving human health through service and therapy animals. Definitions, features and examples of AAA and AAT. Online: http://www.deltasociety.org.
  3. Friedmann E, Thomas SA. Pet ownership, social support and one-year survival after acute myocardial infarction in the Cardiac Arrhythmia Suppression Trial (CAST). Am J Card 1995;76:1213-7.
  4. Baun MM, Bergstrom N, Langston N, Thoma L. Physiological effects of human/companion animal bonding. Nurs Res 1984;33:126-9.
  5. Odendaal JSJ. Animal-assisted therapy – magic or medicine? J Psych Res 2000;49:275-80.
  6. Berget B, Ekeberg O, Braastad BO. Animal-assisted therapy with farm animals for persons with psychiatric disorders: effects on self-efficacy, coping ability and quality of life, a randomized controlled trial. Clin Pract Epidem Ment Health 2008;4:1-7.
  7. Garrity TF, Stallones L, Marx MB, Johnson TP. Pet ownership and attachment as supportive factors in the health of the elderly. Anthrozoos 1989;3:35-44.
  8. Parminder R, Waltner-Toews D, Bonnett B, Woodward C, Abernathy T. Influence of companion animals on the physical and psychological health of older people: an analysis of a one-year longitudinal study. J Am Geriatr Soc 1999;47:323-9.
  9. The Cochrane Collaboration, The Dutch Cochrane Centre. Beoordeling van de kwaliteit van een randomized controlled trial (RCT). Online beschikbaar via http://www.cochrane.nl.
  10. Fick KM. The influence of an animal on social interactions of nursing home residents in a group setting. Am J Occup Ther 1993;47:529-34.
  11. Crowley-Robinson P, Fenwick DC, Blackshaw JK. A long-term study of elderly people in nursing homes with visiting and resident dogs. Applied animal Behaviour Science 1996;47: 137-48.
  12. Kaiser L, Spence LJ, McGavin L, Struble L, Keilman L. A dog and a Happy Person visit nursing home residents. West J Nurs Res 2002;24:671-83.
  13. McCabe BW, Baun MM, Speich D, Agrawal S. Resident Dog in the Alzheimer’s special care unit. West J Nurs Res 2002;24:684-96.
  14. Banks MR, Banks WA. The effects of animal-assisted therapy on loneliness in an elderly population in long-term care facilities. J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2002;57:428-32.
  15. Edwards NE and Beck AM. Animal-assisted therapy and Nutrition in Alzheimer’s disease. West J Nurs Res. 2002 Oct;24:697-712.
  16. Richeson NE. Effects of animal-assisted therapy on agitated behaviors and social interactions of older adults with dementia. Am J Alzheimers Dis Other Demen 2003;18:353-8.
  17. Colombo G, Buono MD, Smania K, Raviola R, De Leo D. Pet therapy and institutionalized elderly: a study on 144 cognitively unimpaired subjects. Arch Gerontol Geriatr 2006;42:207-16.
  18. Brodie SJ, Biley FC, Shewring M. An exploration of the potential risks associated with using pet therapy in healthcare settings. J Clin Nurs 2002;11:444-56.
  19. Tamura T, Yonemitsu S, Itoh A, et al. Is an entertainment robot useful in the care of elderly people with severe dementia? J Gerontol A Biol Sci Med Sci 2004;59:83-5.
  20. Libin A and Cohen-Mansfield J. Therapeutic robocat for nursing home residents with dementia: preliminary inquiry. Am J Alzheimers Dis Other Demen. 2004;19:111-6.
  21. Banks MR, Willoughby LM, Banks WA. Animal-assisted therapy and loneliness in nursing homes: use of robotic versus living dogs. J Am Med Dir Assoc 2008;9:173-7.
  22. Dieren in zorg en welzijn. Overkoepelende website van meerdere organisaties betrokken bij het inzetten van dieren in de zorg. http://www.diereninzorgenwelzijn.nl